Close Menu
Spoed? Bel 06 55 37 00 00 Op spoednummer geen APP/SMS (doorgeschakeld)
Geen spoed? Bel dan tijdens spreekuur
Ma t/m vr van 8.00 - 9.00 uur: 0252-534340

Herken een peesblessure

 

DAT IS SOMS EENVOUDIG, SOMS WAT LASTIGER

Zowel bij mensen als bij paarden, zijn chronische peesblessures problematisch. Een paard heeft als nadeel dat het altijd op de benen wil staan. Een paard is bij uitstek gemaakt om veel en actief te bewegen en krijgt sneller andere medische problemen als het dat onvoldoende kan doen. Daarom zien we peesblessures ook bij paarden, liever niet dan wel. 

Het in vroeg stadium herkennen van een beginnende peesblessure, kan de kans op chronische problemen en herstel en terugkeer naar een actief bestaan aanzienlijk verhogen. Dat komt omdat de reeds bereikte omvang van de peesblessure erg belangrijk is voor de kansen op succes bij revalidatie.

Dan zitten we als ruiters met een probleempje. Een paard zegt namelijk niets op het moment dat de pees begint te irriteren. Ruiters krijgen alleen gedrag en kleine veranderingen als indicatoren mee. Hier wat tips om op te letten.

 

DUIDELIJK HERKENBAAR MET HET OOG

Letsel kan optreden door extern trauma, bijvoorbeeld een trap van een andere hoef. Acute overbelasting gebeurt bijvoorbeeld bij een onmogelijke draai bij de landing. Meestal is er dan wel al vrij snel iets te zien aan het been.

In het acute geval kan zelfs het hele onderbeen zwellen, de echte verdikking van de pees is dan pas te zien als de zwelling van de rest van het been minder wordt. Dit is de reden dat verzorgers voorzichtig moeten worden als een paard “zomaar” veel meer zwelling krijgt, zonder dat er bijvoorbeeld een griepvirusje (temperatuur) of een klein wondje is (let op dat diepe wondjes boven een gewricht aanleiding zijn te gaan bellen).

 

HERKENBAAR DOOR VOELEN

In andere gevallen wordt de pees alleen op de plaats van het letsel dik en voelt het daar warmer aan. Pijn of zwelling valt dan wellicht met het oog niet zo op, maar is dan vaak genoeg, niet altijd, wel voelbaar met de hand.

De beste manier om de buigpezen (en het checkligament) te voelen, is met het been opgetild, als het geen gewicht draagt. In deze houding, kan de scheiding tussen de oppervlakkige en diepe buiger worden gevoeld. Merk ook op hoe "soft" de pezen voelen wanneer ze geen gewicht balanceren. Vergeet niet altijd door te voelen tot in de kootholte en voel de achterbenen op dezelfde manier. De takken van de tussenpees voel je het beste staand, tussen de vingers in.

Niet iedere verdikking is direct een peesblessure, sommige paarden hebben snel stalbenen. Daarom jezelf aanleren gewoon even regelmatig te voelen wat bij het paard normaal is na rust en werken, dan herken je een afwijking weer iets sneller.

Bij aanraking van een beschadigde pees toont het paard soms een pijnreactie. Als deze sterk is, is er vaak iets niet in orde. Gaat het paard wat trekken door pijn bij druk, onthou dan wel dat dit niet altijd een zuivere graadmeter is. Doorgaans is pijn er alleen bij aanhechtingsblessures en plaatsen waar de zwelling druk geeft. Het is echter niet ongewoon om na matige tot zware training enige lichte gevoeligheid waar te nemen.

Als je echter merkt dat de pijn echter erger dan normaal na een vergelijkbare training is, of dat er aanmerkelijk verschil is tussen de twee benen, is het slimmer het paard even op rust te zetten. Neem dan eerst contact met ons op. Woon je niet bij ons in de regio maar lees je dit artikel, neem dan contact op met een paardenarts die veel ervaring en extra scholing heeft gevolgd op dit gebied.

Ook al is het paard niet kreupel of neemt de gevoeligheid weer af, dan is het toch vaak beter onder minder beweging de ontstekingsfase te doorlopen en iets later op de verdachte plek een echografisch controle te laten doen.

Sommige mensen vinden het idee om "zonder duidelijke reden" even een paar dagen alleen te stappen vreselijk. Echter, als we daardoor daarna het paard vele malen sneller en zeker ook beter kunnen revalideren, geeft het deze dagen en heel veel extra dagen plezier terug.

 

LASTIGER HERKENBAAR

BELANGRIJK TE WETEN:

NIET IEDERE PEESBLESSURE GEEFT ZWELLING OF ECHTE HELDERE KREUPELHEID

Soms zijn peesblessures heel duidelijk en soms wat moeilijker te herkennen, het vereist dan ook iets meer ervaring om in te kunnen schatten of een pees dikker is dan normaal.

Eventuele kreupelheid bij peesblessures kan variëren van niet, bijna helemaal niet, matig tot erg. Doorgaans gaat het paard altijd wel wat stijver lopen, omdat hij dan nog geen directe pijn maar soms een wat zeurend gevoel waar neemt , dus daar een fractie van af gaat lopen en het normale beenzettingsritme en gebruik van rug en hals iets aanpast.

Echter, er zijn veel andere reden waardoor een paard opeens wat stijver kan gaan lopen, dus dat is zeker geen waterdichte indicator. Maar als een paard plotseling stijver wordt en er geen reden is voor spierpijn, dan is er reden extra op te gaan letten.

Een paard met een blessure in het been krijgt namelijk vaak ook wat spanningsgebieden in de toplijn, schouders enz. omdat hij toch net te vaak zijn natuurlijke beweging aan past. Helaas gaat men dan vaak van alles proberen en wordt kreupelheidsonderzoek pas gevraagd als dat allemaal niet wil vlotten. Dat is begrijpelijk, maar niet altijd heel handig, want deze gewoonte geeft paarden met regelmaat afname in kans op herstel of langere herstelperioden.

Voelt u ongewone veranderingen tijdens het rijden (stugger, wil een kant minder fijn op enz) en is er GEEN verandering in de omgang, training of het zadel, dan is het belangrijk te weten dat kreupelheden soms heel mild beginnen en verandering in gebruik van de toplijn geven.

 

IS ER IETS AFWIJKENDS GEBEURT?

Er hoeft niet altijd iets bijzonders gebeurt te zijn, om toch opeens een peesletsel te hebben. Dat komt omdat er veel totaal verschillende risicofactoren zijn. Erfelijke factoren (het weefsel zelf) en details in de stand van het paard spelen een grote rol. Maar natuurlijk ook verzorging en gebruik van het paard. 

Er zijn redenen van buitenaf (klap, draaien op stugge bodem enz) of overbelasting. Uiteindelijk zijn veel kleine druppels bij elkaar ook genoeg om een hele emmer te doen overlopen. Chronisch mechanische overbelasting, overbelasting door een "opvolgend" effect van herhaalde low-impact pees vezels verstoringen.Juist bij chronische overbelasting zijn de signalen doorgaans minder stringent.

Regelmatig is er alleen een flauwe verandering in de manier van lopen, bijvoorbeeld in de bochten is het paard opeens anders enz. Als je als ruiter ervaren bent, voel deze vaak wel "wat". Maar wat? Als er echt kleine veranderingen zijn op de normale manier van lopen, is het voor een paardenarts natuurlijk ook lastiger om snel tot een klinkende diagnose te komen, want het paard laat nog maar milde reactie zien.

Als ervaren kreupelheidsarts en ervaren manueel therapeut herkennen we echt al veel motorische afwijkingen met het blote oog. Maar om juist de mildere kreupelheden sneller te herkennen en sneller tot diagnoses te kunnen komen, gebruiken we hulpmiddelen in combinatie. Denk hierbij aan EquiMoves, locaal verdovingsonderzoek en zoeken via echografie en desnoods MRI.

 

DE ONDER OF TOPLIJN ?

Een peesblessure is niet altijd te voorkomen. Maar wat we wel merken is dat er nog te veel ruiters zijn, die het paard pas aan een arts laten zien nadat iedereen er al een plasje op gedaan heeft.

Dan is er al drie keer een manueel therapeut geweest voor SI of "schouders" en wellicht ook nog twee andere instructeurs komen. Vervolgens een andere zadelmaker want paard is "gevoelig in de bovenlijn". Vervolgens krijgt de paardenarts de "opdracht" de rug op de foto te zetten. Is op deze foto's niets of weinig te zien, dan weten nog altijd niemand iets. Moet het paard galoptraining gaan doen voor zijn rug?

We moeten allemaal willen onthouden dat paardenpatienten niet praten tegen hun therapeut en dokter. Dus denken dat een dokter bij een stilstaand paard en goede rugfototo klinkende revalidatieadviezen kan geven, is misschien wat veel gevraagd.

Als ditzelfde paard namelijk na verdoving van een onderbeen opeens zijn rug normaal gaat gebruiken, dan zegt dat wat. Als een objectieve sensor dan ook heel duidelijk gaat laten zien dat het geen wishfull thinking is, dan is dat geen systeemerror maar hele klare sensorentaal op papier. Als we dan ook op echo beginschade op de pees zien, is galoptraining aan een longe het domste advies dat er is. Het groter de peesblessure wordt, hoe lager de kans er is dat enige therapie, hoe duur dan ook en ongeacht hoe mooi het gebracht wordt, nog goed kan bijsturen.

Zonder de meest volledige gedegen bewegingsanalyse als basis, ligt bij twijfel therapeutisch succes en falen, per definitie al gelijk dichter bij elkaar, dan we moeten willen.

Het is niet voor niets dat we in paardengeneeskunde heel hard bezig zijn met professionalisering van bewegingsanalyse. Als de beweging van een paard veranderd, is het zaak te willen weten hoe en waarom het veranderd, voordat therapieplannen opgesteld worden. 

Een peesblessure is niet altijd makkelijk te herkennen, maar als we allemaal bij de les blijven, kunnen we ze eerder de kop in drukken.

De erfelijke aanleg en vervolgens het eerste levensjaar van het veulen lijkt heel belangrijk voor de ontwikkeling van onder andere het kraakbeen- en het peesweefsel. Na het eerste jaar zijn veranderingen relatief heel veel kleiner.

Ook het feit dat we hele grote paarden zijn gaan fokken, met helaas veel posterior tilt in het bekken, helpt ruiters niet bij blessurepreventie. Bij grote aanwezigheid van posterior tilt krijgen pezen meer druk te verwerken. Het weefsel zelf kan ook erfelijk slechter zijn aangelegd. Blessurepreventie begint met niet meer te willen fokken met merries uit niet lang sportief blijvende lijnen. Vervolgens willen we het wel, maar kunnen we niet alles beïnvloeden. Voldoende beweging en een goed uitgebalanceerde hoeven en voeding kunnen we regelen, maar met welke toplijn een paard uit mama kruipt niet.