Close Menu
Spoed? Bel 06 55 37 00 00 Op spoednummer geen APP/SMS (doorgeschakeld)
Geen spoed? Bel dan tijdens spreekuur
Ma t/m vr van 8.00 - 9.00 uur: 0252-534340

Informatie rhino

 

ALGEMENE INFORMATIE OVER RHINO

Rhino in de milde verkoudheidsvorm is er vaak. De agressieve varianten van rhino, de neurologische en abortusvariant, zijn er gelukkig veel minder vaak.

Toch zijn er ieder jaar wel enkele uitbraken van de abortusvariant en neurologische variant. Deze varianten zijn erg vervelend, de abortusvariant betekent verlies van een veulen en de neurologische variant kan serieuze blijvende schade aan paarden geven.

Landelijk gezien zijn er ieder jaar uitbraken van neurologisch rhino. Daarbij geldt dat de ene uitbraak groter uitpakt dan de andere, omdat de infectiedruk een belangrijke factor is en er verschillende stammen zijn.

Daarom wil je NIET zo maar gaan reizen met paarden met koorts of paarden die naast paarden stonden met koorts, waar geen bekende oorzaak van is. Dit dient absoluut in overleg met de plaats te gebeuren, waar het paard naar toe gaat zo dat het daar in quarantaine kan.

Rhino zit in dragende paarden en kan dus overal zijn. Toch zien we in praktijk dat rhino toch ook weer vaak veroorzaakt door nieuwkomers die bij aankomst al wel of nog geen koorts hadden, maar dit alsnog gaan ontwikkelen. Dat komt omdat totale aanpassing aan een nieuwe sociale omgeving veel stress kan geven. Zet nieuwkomers het liefst even 2 weken apart van de groep.

 

DE VERSCHILLENDE VERSCHIJNINGSVORMEN VAN RHINO

De meeste paarden komen regelmatig met rhino (Equine Herpes Virus) in contact. Meestal is dit ongevaarlijk, maar helaas niet altijd. Er zijn meerdere verschijningsvormen, dit maakt dat rhino in zijn totaliteit een zeer ernstige aandoening is.

  1. De eerste is de relatief onschuldige verkoudheidsvorm, deze komt vooral bij jonge paarden regelmatig voor. Symptomen zijn bijvoorbeeld hoesten, koorts, een snotneus en/of dikke benen. Meestal blijft het bij een mild verlopende infectie. Soms komt hier bronchitis bij of longontsteking. Dit zijn complicaties bij het virus, waarbij behandeling belangrijk is.
  2. Ten tweede kennen we de abortusvorm, waarbij drachtige merries hun veulen verliezen of een veulen wordt zo slap geboren, dat het binnen een week gaat overlijden. Op een stal met meerdere drachtige merries kan men helaas meemaken dat meerdere merries gaan aborteren.
  3. Het virus kan worden getransporteerd naar het ruggenmerg: dan worden we geconfronteerd met de neurologische vorm van rhino. Symptomen van de neurologische vorm zijn meestal een slappere staart en ataxie (¨het paard lijkt dronken¨). De verlammingsverschijnselen kunnen helaas tot blijvende schade en tot sterfte leiden.

 

ONVOORSPELBAAR VIRUSGEDRAG

Rhino is dus eigenlijk een normale virusinfectie, maar er zijn nare varianten met complicaties.

Er zijn verschillende soorten herpesvirussen. EHV1 en 4 zijn het meest belangrijk voor het paard.

EHV 4 slaat meestal alleen op de luchtwegen en is zeer regelmatig aanwezig op stallen.

EHV 1 geeft hogere kans op abortus en neurologische problemen.

Het rhinovirus kan dus in verschillende varianten komen. Men vermoedt dat er agressieve en minder agressieve subvormen bestaan, wat dan zou gaan verklaren dat het verder verloop van neurologisch rhino op stallen, steeds weer net even anders kan zijn. Dit maakt de ernst van de gevolgen van een besmetting op voorhand echt onvoorspelbaar.

 

OVERSTAP VIA BLOEDVATEN

Het virus zit in het bloed en kan door een nog niet opgehelderd mechanisme overstappen op de zogenaamde endotheelcellen, deze vormen de binnenbekleding van de bloedvaten. Het virus veroorzaakt vaatwandschade. Er ontstaan stolseltjes, die het bloedvat kunnen blokkeren, waardoor het door dit bloedvat te verzorgen weefsel in de directe nabijheid niet meer van zuurstof en nutrienten wordt voorzien. Er ontstaat een klein infarct. Als meer infarcten optreden, of als ze op essentiele plaatsen zitten, zullen we klinische verschijnselen zien zoals verzwakking of functie-uitval.

 

TESTEN

Een eenmaal besmet paard blijft soms zijn hele leven drager en kan na bijvoorbeeld stress weer koorts, luchtwegklachten enz krijgen. En helaas dan ook weer andere paarden besmetten.

Het virus is allereerst direct aantoonbaar door o.a. bloed- en slijmtesten.

Een complicerende factor bij ziektebestrijding is dat de verschijnselen van de gevreesde neurologische vorm, zich pas binnen 1 tot 14 dagen na de koorstfase voor doen.

Het virus zit dan mogelijk niet meer in het bloed maar op specifieke plaatsen in het ruggenmerg. Zo kan het paard wel de ziekte hebben, maar kunnen de testen een vals-negatieve uitslag hebben. Indirect, via de afweer, is het virus aantoonbaar door bloed in koorts- of beginfase te vergelijken met bloed 14 dagen erna. Is er een forse stijging in de afweer tegen het virus, dan is er bewijs dat het virus daadwerkelijk aanwezig was.

 

VERSPREIDING TEGEN GAAN

Zodra er een vermoeden is dat er sprake is van een uitbraak op een stal, moet al het mogelijke gedaan worden om verspreiding binnen de stal en naar andere stallen tegen te gaan. In het algemeen zien we dat goede ventilatie in de stallen, belangrijk is. Zo zijn er gevallen bekend van binnenstallen, waar het virus erg snel over nagenoeg alle paarden heen sloeg, omdat de virusdruk in een slecht geventileerde stal veel hoger kan worden.  

Bij een uitbraak moet een stal worden gesloten om zo verspreiding naar andere stallen tegen te gaan.  Vervolgens zal iedereen zich moeten houden aan de maatregelen die genomen worden,  om te proberen verdere verspreiding tegen te gaan.

 

DRIE GROEPEN

Er zal op stal een zeer duidelijk onderscheid gemaakt moeten worden tussen de groepen paarden.

DE GROENE GROEP

Gezonde paarden die geen virus uitscheiden en geen symptomen hebben.

DE ORANJE GROEP

Gezonde paarden, die contactpaard zijn van een ziek paard en dus snel kunnen gaan starten met virus uitscheiden. De incubatietijd (ontwikkeling koorts en kachten) is twee weken.

DE RODE GROEP

Paarden met symptomen. Advies is 4 weken isolatie van paarden die koorts of verschijnselen hebben gehad omdat deze virus uitscheiden. De 4 weken gaan pas in NA de laatste koorts en luchtwegverschijnselen.

 

THERAPIE BESMETTE PAARDEN

In het geval van de neurologische-vorm is er geen therapie, om het virus te stoppen. Wel is het mogelijk de schade proberen te remmen, natuurlijk gaat dit via antistolling en eventueel virusremmers. Paarden met de neurologische-vorm hebben intensieve verpleging nodig, een goede verzorging kan de kans op gedeeltelijk of volledig herstel soms echt nog aanzienlijk verhogen. De verpleging vindt altijd plaats op de stallocatie van het paard, het is onverstandig zieke paarden alsnog te verplaatsen. De belangrijkste neurologische verschijnselen zijn zwakke staartonus, verdwijnen van de anusreflex, rectumverlamming, blaasverlamming, ataxie in voor en/of achterhand (soms dermate fors dat het paard niet meer kan staan). De schade is soms blijvend, soms treedt snel herstel op.

Voorbeelden van punten bij de behandeling zijn dan:

  • Door middel van medicatie kan men proberen de eventuele ontstekingsreacties te verminderen, de zenuwherstel te bevorderen, stolling in de bloedvaten van het zenuwstelsel te voorkomen en secundaire bacteriële infecties te voorkomen.
  • Bij een koortspiek starten met virusremmers lijkt men soms positieve effecten te hebben. Dit is echter nog niet voldoende onderbouwd en wel kostbaar. 
  • Heel belangrijk is dat de dierenarts op tijd mag gaan voorkomen dat de blaas overrekt kan worden. De zenuwaandoening kan een (gedeeltelijke) blaasverlamming geven en dit heeft o.a. tot gevolg dat het paard geen plasdrang meer heeft of niet kan plassen. Een blaasoverrekking kan echter, ook na herstel van de zenuwfunctie, tot onherstelbare schade leiden. Indien nodig gaan we daarom tijdelijk, via een catheter, de blaas leeg halen.
  • Als het paard zich niet meer staande kan houden, accepteren de meeste paarden het rustig. Sommige paarden raken in paniek, gaan liggen 'vechten' en dit kan op zichzelf al leiden tot ernstige schade. Via sedatie kan soms directe ernstige beschadiging voorkomen worden.
  • Tevens moet er voor worden gezorgd dat het paard voldoende vocht en voedsel binnen krijgt.

Al met al kan men een paard door een neurologische aanval heen krijgen. Het is een heel traject met een zeer onzekere toekomst. Er zijn paarden die gezond uit zware trajecten gaan komen en er zijn paarden die lichtere problemen krijgen maar altijd houden.

Er is helaas letterlijk geen peil op te trekken. We hebben in de loop der jaren vaker uitbraken meegemaakt en kunnen uit ervaring vertellen dat ze totaal verschillend kunnen gaan verlopen. Het kan heel erg mee gaan vallen maar helaas ook leiden tot nare percentages uitval. 

 

KANS OP VERSPREIDING

Bijna altijd blijft het virus binnen 1 stal, het verleden leert ons dat het een "stalziekte" is. Het is wel eens voorgekomen dat het virus uit Brabant, via een getransporteerd paard met koorts, werd meegenomen naar andere stallen. Een paard met koorts naar een andere stal brengen, zonder het dier daar in absolute quarantaine te brengen, is in het algemeen geen goed plan.

Gaat u op meerdaagse wedstrijd, let er dan goed op dat het paard geen verschijnselen heeft en zeker geen koorts. Voorkom altijd iedere vorm van contact, bedek tralies in stallen met afschermdoeken.  

Bij een verdenking van de abortusvariant of neurologisch rhino, is het heel belangrijk dat er direct geen paarden van de getroffen stal naar andere stallen meer worden gebracht, omdat er daarna wellicht meerdere stallen moeten worden afgesloten en de schade steeds groter kan worden. Wachten tot er volledige duidelijkheid is, kan dus veel leed voorkomen.

We zien in het algemeen dat het virus altijd in een bepaalde tijd van het jaar opsteekt (najaar en winter) en dan ook vaak op meerdere plaatsen tegelijk, die zeker niet altijd in verband met elkaar staan. Uiteraard zijn sportevenementen waar paarden op stal gaan een risico.

 

BESMETTING

Als rhino in feite overal latent aanwezig kan zijn, overal kunnen dragers staan, wat kunt u dan het beste doen om besmetting tegen te gaan?

Geluk bij ongeluk is hier, dat het rhinovirus een stuk groter is, dan bijvoorbeeld het influenzavirus. Rhino blijft daarom moeilijker "in de lucht hangen".

De gevarenzone ligt in ongeveer 15 meters stilstaande lucht en dus niet in de kilometers buitenlucht, die we op de informatiepagina bij het besmettelijke influenza wel noteerden. Dus het is echt een beetje overdreven opeens in Groningen paniek te zaaien als er in Amsterdam een uitbraak is. Uit dit verhaal blijkt al dat het eigenlijk letterlijk altijd dichtbij is. 

Koorts betekent niet reizen, tenzij de ontvangende kliniek natuurlijk weet wat er speelt en quarantaineboxen beschikbaar heeft en wil stellen. Let er op dat u dan een trailer gebruikt die daarna niet gelijk voor een ander paard ingezet hoeft te worden. 

Een besmetting met rhino komt meestal door direct contact tussen paarden of gezamenlijke aanwezigheid in een ruimte. Is er slechte ventilatie in een stal dan neemt de druk toe.

Het virus dat actief wordt, blijft dus meestal binnen de stalmuren, tenzij er iemand is die, bij wijze van spreken, de deuren "open zet" door bijvoorbeeld een paard met koorts op een andere stal te zetten en daar virus uit gaat dampen. Dat doet natuurlijk niemand bewust, maar is wel een risico.

Het is aangetoond dat dit virus buiten het paardenlichaam nog vele uren kan overleven, in koude omstandigheden langer dan in warme.

Besmetting kan daarom ook nog indirect plaatsvinden via achterblijvend virus in een stal, een trailer, de paddock, op kleding, tuigage, emmers enzovoorts. Reiniging en omkleding na contactmomenten met verdachte paarden, is dus erg belangrijk.

 

OP WEDSTRIJD?

Kunt u nog op wedstrijd gaan als rhino de kop opsteekt? Nagenoeg altijd worden wedstrijden op stallen waar rhino geconstateerd is, natuurlijk direct door het stalmanagement afgelast, simpelweg omdat het risico voor verdere besmetting en overdracht niet onnodig groot gemaakt moet worden.

Natuurlijk is rhino niet altijd bekend. In het algemeen kunnen we wel hopen dat men niet gaat rijden als een paard koorts en verkoudheid heeft, maar volledig met zekerheid kan je dat niet stellen.

Wat helpen kan, is als ruiter wat vaker een thermometer gebruiken, als het paard opeens wat "trager" is of wellicht wat lodderig uit de ogen gaat kijken. Een paard met koorts neem je liever echt niet mee op wedstrijd of naar andere locaties, omdat je daar dus onbedoeld, wel erg veel serieus paardenleed mee kunt veroorzaken.

De besmettingskans op wedstrijden in de buitenlucht lijkt een stuk minder groot, mits u uiterst alert bent op besmettingrisico via indirect contact en enige afstand houdt. Gaat u starten in een grote en goed geventileerde binnenhal, dan lijkt het risico ook minder groot, maar vermijdt bijv. standaard de stalgangen. Laat uw paard tussen de activiteiten liever op de eigen veewagen of trailer staan, gebruik eigen emmers en water uit de kraan en raak geen andere paarden aan.

 

VACCINATIE EN PREVENTIE

Wat is het effect van rhino-vaccinatie?

Een enting is zelf ook nooit volledig zonder risico, want het betreft toch altijd een toediening van een lichaamsvreemde stof. Maar de kans op forse problemen door uitbraak van rhino is natuurlijk veel groter dan de kans op problemen door rhino enting, anders zouden we zeker geen entingen plaatsen.

Het is in het algemeen belangrijk te weten dat bij rhino eventuele opbouw van verdere bescherming tegen de agressieve varianten groepsgewijs veel effectiever is. Een individueel paard in een groep onbeschermde paarden een hogere bescherming geven, werkt niet afdoende tegen het kunnen krijgen van de sterkere varianten. De ongevaccineerde paarden drijven de infectiedruk dan te sterk op.

Enten is mogelijk, maar het rhinovirus volledig beheersen, is helaas nog niet haalbaar. Als je dus ergens naar toe gaat met uw paard waar meerdere paarden komen, is het zelfs met een gevaccineerd paard toch heel belangrijk, er in gedrag gewoon van uit te gaan, dat er veel onbeschermde paarden zijn.

Of iemand erg pro enten is, hangt vaak ook af van de vraag of er ervaringen met een uitbraak is. Dierenartsen die een stal met fors abortus of neurologisch rhino in behandeling hebben gehad, worden zelfs zeer pro enten. Maar gezien de omvang van het totaal aantal uitbraken op landelijk niveau, is enige nuance ook niet vreemd. Wij vaccineren bijvoorbeeld zelf wel tegen rhino, maar dat komt ook omdat wij toch meer beelden kregen van concrete moeilijke situaties met het virus.

Tegen de neurologische vorm wordt geen volledige weerstand opgebouwd. Het is nog niet bewezen dat het de ernst van de symptomen ver terug drukt. Echter, bij uitbraak wordt verspreidingsrisico niet alleen bepaald door de weerstand maar ook door de infectiedruk die kan ontstaan in een ruimte en de agressie van een stam. Een groep tijdig geënte paarden zal wel relatief minder virusdeeltjes gaan verspreiden. Dit in combinatie met hele goede van ventilatie en kansen op onderlingen verspreiding kan verlaging van de algehele infectiedruk betekenen. Op het moment dat er een uitbraak komt, gaat alles over infectiedruk. 

Je kunt infectiedruk op het paard hier dus niet los zien, van zijn omgeving.

Om de infectiedruk bij uitbraak op een stal zo laag mogelijk te houden, dient de gehele groep het vaccin minimaal tweemaal per jaar te krijgen. Is de gehele stal goed geënt, dan is het nog wel belangrijk op nieuwkomers te letten. In het algemeen is het goed, nieuwkomers eerst apart te zetten. Het helpt niet alleen de kans op effecten van mogelijke rhino insleep te verlagen , maar ook het risico op uitbraken van andere infectieziekten wordt zo aanzienlijk verkleind.

Drachtige merries zijn gevoeliger voor rhino en de consequenties zijn vrij snel ernstig. De vaccinatie moet drie maal tijdens de dracht worden gegeven. De vaccinatie tegen abortus is helaas niet 100% waterdicht. Zet een drachtige merrie zeker nooit bij jonge, niet geënte paarden, zij hebben minder weerstand tegen virussen en gooien de infectiedruk relatief heel snel omhoog.

Rhino komt via dragers. Maar om verder verspreidingsrisico terug te dringen, is het goed om waar mogelijk jonge opfokpaarden, drachtige merries en paarden die veel reizen, apart van elkaar te huisvesten.

Kortom: er is helaas nog geen volledig waterdichte bescherming bij rhino-uitbraak. Het is niet voor niets een gevreesde ziekte.

Het enige dat we nu wel kunnen doen, is samen verspreidingskans en zo impact verlagen.