Close Menu
Spoed? Bel 06 55 37 00 00 Op spoednummer geen APP/SMS (doorgeschakeld)
Geen spoed? Bel dan tijdens spreekuur
Ma t/m vr van 8.00 - 9.00 uur: 0252-534340

Richtlijnen voeding

Richtlijnen voeding paarden

gezonde voeding paard

Waren paarden in de natuur vroeger vrij van honger en ongemak?

Zeker niet. Soms was het lang te droog, was het water op, of lag er lange tijd sneeuw en overleed opeens een kwart van de kudde door de honger. Dat gaf natuurlijk ook de nodige problemen.

Tegenwoordig zien we graag, dat paarden liever geen onnodige problemen hebben.

 

BIJZONDERE EIGENSCHAPPEN PAARD

Net als voor de mens, zijn de leefcondities voor het huidige paard, nu heel sterk veranderd. Maar de lichamelijke eigenschappen van het paard niet.

Om paarden zo veel mogelijk gezondheidsvoordelen uit de voeding te laten behalen, moeten we natuurlijk proberen zo dicht mogelijk bij de werking van het paardenlichaam blijven. 

Gelukkig wordt via onderzoek steeds duidelijker, wat daarbij wel en niet goed voor paarden is. In het algemeen zijn mensen bij voeding geneigd, gelijk na te gaan denken over details, bijvoorbeeld over een supplement. Dat komt omdat een suplement heel makkelijk te regelen is.

Maar in praktijk is het natuurlijk belangrijk eerst te zorgen dat de basis, de hoofdlijnen onder controle zijn. En daarna zo veel mogelijk per paard te kijken, wat de behoefte is. 

Hier volgen belangrijke hoofdrichtlijnen, die eigenlijk altijd voor de verdere details uit moeten gaan.

 

VOER EN RELATIE MET MODERNE PROBLEMEN?

Men doet graag geloven, dat paarden in de natuur vrij waren van inwendige problemen en een louter romantisch leven hadden. Waarom de mens dat zo graag denkt, weten we niet. Maar feit is dat de natuur moeilijke perioden kon geven. Wat via onderzoeken bij gedomesticeerde paarden wel zeer duidelijk geworden is, is dat steeds onvolledig of steeds overdadig of steeds met te lange tussenpozen voeren, echt concreet kan gaan leiden tot heel verschillende medische problemen.

Het kan uiteraard leiden tot vermagering en obesitas en er zijn sterke relaties met zware gezondheidsklachten zoals hoefbevangenheid, koliek, maagzweren en/of gedragsafwijkingen.

Er is dus een mengelmoes van klachten, waarbij verdere optimalisering in voer, zeer concreet kan gaan helpen. Het is de mengelmoes aan gerelateerde klachten die er toe leidt, dat echt goed preventief voeren, soms tegenstrijdig kan lijken. Niet te veel want dan bevangenheid, niet te weinig want maagzweren enz. Alle genoemde klachten kunnen bovendien altijd ook nog andere oorzaken hebben. Daar hebben veel paardeneigenaren dan natuurlijk moeite mee. Door goed voeren kunnen we dus ook echt niet altijd problemen tegen gaan.

Echter, goed voeren geeft in praktijk aanzienlijk minder klachten dus uiteindelijk is het alle mogelijke extra moeite, echt waard.

We moeten ons afvragen waarom we niet ieder paard exact geven wat hij nodig heeft? Het antwoord is dat de basis variabel is (hooi, gras, voerbeleid) en paarden verschillen in behoeften. We zullen voortdurend per paard naar de beste oplossing moeten zoeken.  

 

HUIDIGE SITUATIE

Het natuurlijk heel fijn zijn als er een standaard voeradvies was, dat exact het beste zou werken bij alle paarden.

Dat is er niet. Helaas kan een goed voedingsadvies per paard (door ras, gevoeligheden, huidige conditie) en per situatie (huisvesting, type beweging) behoorlijk gaan verschillen.

Daarnaast is de basis van voeding hooi.  Hooi kan in voedingswaarden sterk verschillen, wat maakt dat de grootste basis, veel variabelen heeft. 

Vervolgens zijn er veel soorten extra voer, die ook weer onderling in samenstelling verschillen.

Voer zal altijd een onderwerp zijn, dat we iets individueler moeten blijven zien.

 

INVIDUEEL BENADEREN

Modern probleem is dan wel, dat iedereen zich spontaan paardenvoedingsspecialist gaat noemen, als men iets "voelt" of "denkt". Dat is ook een individuele benadering, maar dan van een mens die niet over het paard gaat. 

Als boerenkool, die het paard volgens een so-called "voeding expert" nodig is voor betere "afwatering", midden in de nacht darmproblemen veroorzaakt is dat naar. Als de eigenaar dan tijdens de koliekbehandeling ook nog eens over de helende krachten van een eetlepel kurkuma gaat beginnen, is het letterlijk het paard dat zich groen en geel aan de flauwekul staat te irriteren. 

Daarom hameren wij steeds, op de basis. Niet gaan dromen en dwalen, eerst de basis en dan de details aanvullen en natuurlijk nooit een paardenlichaam met een mensenlichaam verwarren. Dan bereiken we uiteindelijk namelijk veel meer positieve effecten en daar gaat het om. 

 

EIGEN VOEDINGSCONSULENT

Paardenvoedingspecialiste Anneke Hallebeek is de enige expert in Nederland, die zich daadwerkelijk artsspecialist in veterinaire voeding mag noemen.

Wij volgen haar adviezen, graag zo goed mogelijk. Onze paardenarts Jade heeft daarom zelf alle modules Voedingsconsulent Paard bij Anneke gevolgd. Ook de modules die gericht zijn op specifieke ondersteuning bij medische problemen.

Dat helpt ons daadwerkelijk concreet adviezen te completeren, zonder dat u de kans loopt, dat er daarbij opeens zelf bedachte, vreemd gekleurde groene en gele konijnen uit onze toverhoed gaan schieten. Integendeel, voeradvies kan ook geheel merkonafhankelijk plaatsvinden, omdat we goed leerden kijken en rekenen met de ingredienten op de verpakking.

 

HOOFDREGEL

Allerbelangrijkste punt blijft, dat een gezond paard in de natuur vele kilometers per dag loopt. Hun maag en darmen zijn daar op ingesteld. Het paard had alleen tussen al het lopen door, tijd om steeds even kleine hapjes te eten. Het paard heeft een zeer kleine maag- en omdat hij veel reiste, was er veel variatie in voeding.
 
Aangezien het thans niet heel handig is als er veel paarden over onze snelwegen lopen, kunnen we ze deze vele kilometers en variatie in voedingsgrond natuurlijk niet meer bieden. Daar staat dan een zeer groot voordeel tegenover dat ze ook niet spontaan worden opgegeten of omver gereden worden.
 
Wat we moeten doen is natuurlijk het paard veel beweging geven en in porties voeren. 
 

DE ALGEMENE RICHTLIJNEN VOEDING PAARD

Het hoofddoel van een rantsoen is dat het paard of de pony er voldoende energie uit kan halen, daarnaast moet het rantsoen ook aan de andere behoefte van het paard of pony voldoen zoals voldoende vezels, eiwitten, vetten, suikers, vitamine en mineralen. 

1. GESPREID VOEREN

De eerste vuistregel is dat een paard of pony over de gehele dag verspreid moet kunnen eten.

Het is raadzaam om te streven naar periodes van niet langer dan 6 tot 8 uur, zonder aanvoer van eten.

Tijdens periodes zonder eten wordt er namelijk in verhouding te weinig speeksel geproduceerd en op langere termijn vormt dat een risico op het vormen van maagzweren. Daarnaast kan langere tijd niet eten en verveling het ontwikkelen van stalondeugden in de hand werken.

Slowfeeders zijn dan weer goed, voor sommige paarden die graag heel snel eten, om wat langer met het voer bezig te zijn. Maar hele dagen uit slowfeeders eten heeft ook nadelen, want een paard is geboren om van de grond te eten.  

Je kunt natuurlijk ook in 1x heel veel neerleggen, maar dan zul je toch per paard moeten kijken wat gegeven wordt en of dat niet te veel of weinig is. Een kleine rolmopspony heeft een andere behoefte dan een paard van 1.65.  

 

2. VOLDOENDE RUWVOER ALS BASIS

Ruwvoer is van groot belang omdat het vezels bevat die de darmperistaltiek en darmflora stimuleren. Daarnaast moet een paard veel kauwen op ruwvoer wat leidt tot speekselvorming, en speeksel heeft een bufferende werking op maagzuur waardoor het de maag beschermd tegen maagzweren. Het paard moet het overgrote deel van zijn benodigde energie uit ruwvoer halen. Ruwvoer is dus de basis voor ieder paardenrantsoen.

Een goede vraag is vervolgens hoeveel ruwvoer een paard nodig heeft, om voldoende kauwbeweging te maken en energie binnen te krijgen?

Bij het berekenen van het rantsoen is het van belang om rekening te houden met de droge stof gehaltes (afgekort ds) van verschillende ruwvoeders. Het gewicht in droge stof is het gewicht van het verse (natte) product wat ontdaan is van vocht.

Als vuistregel wordt aangehouden dat een paard of pony minimaal 1kg droge stof per 100kg lichaamsgewicht aan ruwvoer nodig heeft.

Hooi heeft een droge stof gehalte van meer dan 80%, dat betekend dat 1kg hooi met 80% ds eigenlijk 0,8kg droge stof is.

Kuilgras heeft een droge stof gehalte variërend van 30 tot 55%, dat wil zeggen dat 1kg kuilgras met een ds gehalte van 50% eigenlijk maar 0,5kg droge stof is.

Het is van groot belang om hier rekening mee te houden aangezien de voedingstoffen in de droge stof zitten. Dat betekent dat een paard of pony dus meer kilogrammen kuil nodig heeft dan hooi omdat dit laatste veel minder vocht bevat. Om te leren hoeveel het moet zijn, is ruwvoer makkelijk te wegen in een mand of zak en een weegschaal voor mensen.

Wat voor ruwvoer is het beste?
Dat hangt ook erg veel af van de kwaliteit. Zowel hooi, voordroogkuil als kuil (mits niet te zuur) zijn prima ruwvoeders voor paarden en de keus voor één van deze ruwvoeders zal per paard en situatie verschillen. Ook zit er over het algemeen weinig verschil in de voedingswaarde van de verschillende types ruwvoer per kilogram droge stof, het droge stof gehalte verschilt uiteraard wel. 

Hooi heeft een droge stof gehalte van 80-85% of meer en bederft niet omdat bacteriën vocht nodig hebben om te groeien. Als het hooi nog teveel vocht bevat kan het gaan broeien, dat gaat gepaard met verlies van voedingsstoffen (met name eiwitten en vitamines) en daarna kunnen schimmels toeslaan wat leidt tot de vorming van schimmelsporen en stof. Hooi dient dus kurkdroog van het land gehaald te worden en daarna droog opgeslagen te worden.

Kuilgras heeft een droge stof gehalte van 30-60% en hoeft dus minder lang op het land te blijven liggen. Door het vervolgens luchtdicht in te pakken ontstaat er een gunstig milieu voor melkzuur vormende bacteriën, het gevormde melkzuur remt uiteindelijk de bacteriegroei en zorgt voor een goede conservering van het gras. Als er echter gaatjes in het plastic zitten dan is de kans groot dat er schimmels gaan groeien welke leiden tot bederf van de baal. Kuilgras dat droger is op moment van maaien, vaak spreekt men van voordroogkuil bij een droge stof gehalte van 60-80%, heeft juist weinig melkzuurvorming wat de conservering niet te goede komt met als risico broei en schimmelvorming. Gras dat heel nat is op het moment dat het ingepakt wordt kan door boterzuurvormende bacteriën heel erg zuur worden.

 

WAT ZIT ER IN HET RUWVOER?

Naast het bieden van kauwbeweging, is natuurlijk ook de inhoud van ruwvoer belangrijk.

De voedingswaarde van ruwvoer is niet zo zeer afhankelijk van de manier van conserveren maar grotendeels afhankelijk van het gras zelf. Denk aan bodemsoort, bemesting, type gras, tijdstip maaien enz. Jong gras heeft over het algemeen een hogere voedingswaarde maar bevat vaak minder vezels in vergelijking met oud gras.

Hooi of kuil gemaakt van ouder gras is vaak veel stengeliger en prikt als het ware in je handpalm. Die stengels bevatten veel vezels, meestal in de vorm van lignine. Dit is echter onverteerbaar en dat is een van de redenen dat ouder gras vaak een lagere voedingswaarde heeft. Hooi hoeft dus helemaal niet armer te zijn dan kuil qua energie en voedingswaarden. Naast de hierboven beschreven ruwvoeders is vers gras natuurlijk ook een prima ruwvoer. De voedingswaarden van gras kunnen echter behoorlijk verschillen zoals al aangegeven.

Sommige ruwvoeren bevatten veel suikers, dat geeft gevoelige paarden zeker sneller problemen.

Gelukkig kan men tegenwoordig heel eenvoudig een analyse van het hooi laten uitvoeren, u krijgt dan een overzicht met alle voedingswaarden thuisgestuurd. Op kleine stallen kan dit iets lastiger zijn omdat partijen veel wisselen. Maar een random steekproef is niet duur en de beste basis voor verhoogde controle op voeding en verder voeradvies.

Klik hier voor meer informatie over hooi en voer analyse.

 

3. BEPERK KRACHTVOER

Er bestaan nog steeds stallen waar paarden alleen in een dressuurpiste werken en 5 kilo krachtvoer nodig zouden hebben. 

De derde vuistregel is dat een paard echt nooit meer dan 2kg krachtvoer per voerbeurt mag krijgen en pony’s niet meer dan 1kg per voerbeurt. Ook niet als hij broodmager is. Dan is het zaak te achterhalen waarom het paard te mager is!

Dit heeft te maken met de langzame maaglediging bij krachtvoer. Sommige paarden ledigen sowieso al minder goed dan we willen. 

De meeste krachtvoeders hebben een hoog droge stof gehalte en het duurt relatief lang voordat de maag het doorsluist naar de dunne darm. Veel krachtvoeders zijn relatief rijk aan suikers (koolhydraten of zetmeel), die hoofdzakelijk in de dunne darm moet worden opgenomen.

Als er echter te veel krachtvoer in één keer wordt gegeven is de dunne darm soms niet goed in staat deze suikers in één keer te verwerken. Deze onverwerkte koolhydraten komen vervolgens in de dikke darm terecht waar ze de bacterieflora kunnen verstoren met als gevolg koliek, diarree. Het paard heeft gezonde bacterieflora nodig voor zijn weerstand tegen allerlei kwalen. 

Daarnaast zorgen grote hoeveelheden koolhydraatrijk voer voor insulinepieken, die met name bij insuline resistente paarden kunnen leiden tot hoefbevangenheid.

Bij een sportpaard dat goede kwaliteit hooi krijgt moet je eerder denken aan 1 kilo aanvulling per dag en vitaminesuppletie. Alleen bij duursporten kan het anders zijn, waarbij dressuur en klassiek springen bij normale training, niet gezien moet worden als heftige duursporten. 

 

4. EERST RUWVOER DAN KRACHTVOER

Hooi bevat soms relatief weinig vitamines, theoretisch zou er 2-3kg krachtvoer per dag gegeven moeten worden om te voldoen aan de vitamine behoefte. Dit is voor de meeste paarden echter veel te veel, ze zijn dan ook voor het merendeel afhankelijk van kwalitatief goed ruwvoer.

Geef je een shetlander die gevoelig is voor bevangenheid onbeperkt ruwvoer met te veel suiker dan gaat het mis. Geef je een grote magere hein onbeperkt mager hooi, dan krijgt deze tekorten. 

Wat je aanvult en geeft hangt dus volledig af van samenstelling hooi en opname er van. Vervolgens moet er goed gekeken worden welk paard er staat. 

 

GRAS

Aangeraden wordt om paarden of pony’s te laten grazen op een wei met gras van minimaal 5cm lang. Dit is vooral om te voorkomen dat ze zand binnen krijgen, wat uiteindelijk hele grote verstoring in de darm kan geven! Als regel wordt aangehouden dat een paard op een wei met gras van minimaal 5cm in 7 uur voldoende kan eten om de hele dag op te teren in rust.

Bij het laten grazen is het ook van belang om te onthouden dat planten overdag in de zon suikers produceren en deze ’s nachts omzetten in oa. eiwitten om te groeien. Het gras bevat aan eind van de dag dus meer suikers. Als het overdag lekker warm is maar de daarop volgende nacht koud vindt deze omzetting niet of nauwelijks plaats en zal het gras nog steeds veel suikers bevatten in de volgende ochtend. Heel veel paarden hebben hier geen of weining problemen door. Maar het is voor reeds bevangen of insulineresistente paarden en pony’s van belang om ze na een zonnige dag en koude nacht later die volgende dag pas op het land te zetten.


Bemesting is van groot belang. Gras dat weinig wordt bemest met stikstof is vaak eiwitarm en bevat relatief veel suiker. Ook gras dat ‘gestrest’ is doordat het te kort is afgegraasd of door algemene droogte bevat relatief veel suikers (waaronder fructaan).

 

FRUCTAAN

Fructaan is een moeilijk verteerbaar koolhydraat dat niet wordt afgebroken in de dunne darm maar wel door bacteriën wordt gefermenteerd in de dikke darm. Grote hoeveelheden fructaan, maar dit geldt eigenlijk voor alle koolhydraten, kunnen leiden tot een verstoring van de (dikke)darmflora met het risico op koliek, diarree en hoefbevangenheid. De hoeveelheid fructaan in het gras is ook sterk afhankelijk van het weer. Er is een fructaanmeter die per regio globaal aangeeft hoeveel fructaan het gras kan bevatten. Wel is het belangrijk te realiseren dat er ook andere factoren van invloed zijn dan alleen de temperatuurswisselingen (zie eerder).

 

MOEILIJK?

Het klinkt allemaal moeilijker dan het is. Het is belangrijk dat je weet dat hooit getest kan worden, dat je het kunt wegen, dat hoeveelheid per streefgewicht verschillende is, dat het soms handig is kleine groepjes te maken enz.  Hooi testen kan soms veel goedkoper zijn, dan lukraak veel krachtvoer en supplementen gebruiken en geeft veel controle over de basis.  

Is hooi testen lastig omdat er steeds nieuwe aanvoer is, dan zijn er voor echte probleempaarden andere dingen te verzinnen die kunnen werken, zoals mengen enz. 

 

EEN VOORBEELD ADVIES

Voor paarden die geen tot weinig werk verrichten volstaat een rantsoen van 1,5kg ruwvoer ds per 100kg lichaamsgewicht, aangevuld met wat vitamines.

Voor een paard van 600kg zou dit neerkomen op 9kg droge stof, als het hooi een droge stof gehalte heeft van 90% is dat 9/0.90 = 10kg hooi. Voor voordroogkuil met een droge stof gehalte van 75% is dat 9/0.75 = 12kg voordroog. Deze hoeveelheden zijn uiteraard afhankelijk van kwaliteit en voedingswaarden van het ruwvoer.

Voor paarden en pony’s met overgewicht moet een rantsoen samen gesteld worden op basis van het streefgewicht en niet het werkelijk gewicht. Het daadwerkelijke gewicht kan geschat worden door de borstomtrek te meten, zie hiervoor: gewicht meten. Elke week dient het gewicht gemeten te worden, houd het gewicht bij op datum bijv. in een boekje. Een verandering in gewicht van 5-10% in 3 maanden tijd is significant, als er in 6 weken geen verbetering wordt geboekt moet het rantsoen bijgesteld worden. Als er met een rantsoen van 1,5kg ds per 100 kg LG onvoldoende resultaat meetbaar is na 6 weken dan moet dit verlaagd worden naar 1,25 kg ds per 100 kg LG.
Het is van groot belang om het voer goed af te wegen met behulp van een urnster of een weegschaal zodat de hoeveelheden kloppen. Voor elk uur dat het paard weidegang heeft moet het ruwvoer met 0,2kg ds per 100kg LG verminderd worden. Dus als het paard of pony 4 uur weidegang krijgt mag het nog 1,5 – (4x0,2) = 0,7 kg ds per 100kg LG aan ruwvoer krijgen.

 

HET GRAASMASKER

Een handige manier om te dikke paarden en pony’s toch in de wei te zetten zonder dat ze al te veel kunnen eten is door ze een graasmasker om te doen. Hiermee verminderd de voeropname 50-80% en kunnen de snel dik wordende paarden zodoende toch wel wat gras eten en lekker wat langer op de wei lopen, zonder snel weer te dik te worden.

Er staan heel veel broodje aap verhalen op internet over graasmaskers. Bijvoorbeeld dat paarden niet kunnen drinken door een gat. Ze kunnen gewoon door een gat drinken!

Een nadeel kan bij sommige paarden kan wel zijn dat een paard met graasmasker zich minder makkelijk kan verdedigen. Maar dan kun je misschien met wat schrikdraad ergens een apart groepje vormen.

Kijk ook goed of het masker past, als het paard snel schuurplekjes krijgt, kunt je de scherpe randjes wegwerken met een doekje of bontje.

Kortom het goed voeren van paarden is minder moeilijk als het lijkt, mits je niet eerst naar de voerverpakkingen en supplementen kijkt en dan naar het paard en dan niet naar het hooi/gras. Dat gebeurt nog wel veel, maar het is belangrijk om andersom te willen denken want dan wordt het natuurlijk daadwerkelijk een voerbeleid, waar gezondheid mee te winnen valt. 

En met gezondheid, veel meer plezier en welzijn voor mens en paard!